Frederik Loeckx: Hoe Local Energy Communities er zullen uitzien hangt af van politieke besluitvorming en technische evoluties

De geleidelijke overgang naar een steeds duurzamer energiesysteem brengt economische kansen met zich mee. Kansen waar Flux50 nu al op inspeelt: de onafhankelijke speerpuntcluster voor energie in Vlaanderen zet proefprojecten op touw die bedrijven warm moeten maken om mee te stappen in de energietransitie.

Loeckx: “De energietransitie is best complex. Het is een relatief nieuw gegeven dat nog in de kinderschoenen staat. Bedrijfsleiders zijn nieuwsgierig naar, maar ook onzeker over wat de toekomst brengt. Veel van onze tijd investeren we dan ook in het organiseren van educatie en infosessies.”

Energietransitie is natuurlijk een zeer ruim begrip. Op welke aspect focust Flux50?

Loeckx: “Een eerste aspect is multi-energie op wijkniveau, zoals pakweg een bedrijventerrein. We hebben het over ‘multi-energie’ omdat we ons niet beperken tot één energiestroom. We gaan na hoe we warmte en elektriciteit met elkaar kunnen koppelen. Dat maakt het complexer, maar biedt ook heel veel kansen. Een ander aspect zijn microgrids. Een microgrid bestaat uit tal van kleine, decentrale spelers. In zo’n systeem is het moeilijk om de frequentie en spanning van het net constant te houden. Er is namelijk geen centrale regulator. In zo’n kleine ‘energiedemocratie’ is het zaak om mechanismen te ontwikkelen om bij te sturen wanneer nodig.”

En welke rol speelt Flux50 daarin?

Loeckx: “Binnen de projecten die we op touw zetten, nemen we de rol van ‘verbinder’ op. Vergelijk het met de dirigent van een orkest. Laat elke muzikant zijn partituur spelen, en het loopt al snel in het honderd. Wij stemmen alle verschillende partituren op elkaar af en zorgen dat iedereen in hetzelfde ritme speelt.”

“Ons wetenschappelijk onderzoek rond energie is wereldtop.”

Flux50 is een Vlaamse organisatie. Op welke verwezenlijkingen binnen de energiesector mogen we in Vlaanderen trots zijn?

Loeckx: “Ons wetenschappelijk onderzoek behoort tot de wereldtop. Instellingen als KU Leuven, UGent, VUB en Imec zijn zeer belangrijke spelers. Daarnaast zijn ook de coöperatieven in Vlaanderen heel goed uitgewerkt. Ook onze proefprojecten rond energiegemeenschappen worden in het buitenland met veel interesse gevolgd. Wat het delen van energie betreft, behoren we niet tot beste leerlingen van de klas. Daar zit de wetgever voor iets tussen: in andere landen is het delen van energie juridisch vaak veel makkelijker.”

Je haalt zelf de proefprojecten rond lokale energiegemeenschappen aan, iets waar jullie dag in dag uit mee bezig zijn. Is dat de weg die we in toekomst uit moeten?

Loeckx: “Er bestaat niet zoiets als dé weg. Er zijn verschillende wegen naar de toekomst. Dat neemt niet weg dat ik heel wat potentieel zie voor lokale energiegemeenschappen op bedrijventerreinen en in wijken.”

Omdat dit relatief kleinschalige gemeenschappen zijn?

Loeckx: “Ik bekijk het systeem als een ajuin. Op het kleinste niveau, pakweg de woning, kan je proberen om bijvoorbeeld voor 50 % zelfvoorzienend te zijn. Lukt dat niet? Dan klop je aan bij een iets hoger niveau, bijvoorbeeld de wijk, om dat tekort te compenseren. Zo kan je op wijkniveau misschien al 80 % zelfvoorzienend zijn. Maar ongetwijfeld zijn er ook periodes waarin je zelfs op wijkniveau niet voldoende stroom kan voorzien. Dan heb je nood aan een betrouwbare back-up op een nog hoger niveau. Voor die spelers op dat hoogste niveau, ik denk aan de chemische cluster in Antwerpen of Arcelor Mittal in Gent, is decentrale energieproductie simpelweg onmogelijk. Dat krijg je op kleine schaal nooit georganiseerd. Voor hen is een energiegemeenschap niet de toekomst.”

Europa is het idee van lokale energiegemeenschappen erg genegen. Ze hebben richtlijnen uitgevoerd rond de Local Energy Communities. Is dat een stap in de goede richting?

Loeckx: “Als de richtlijnen geïmplementeerd worden zoals Europa ze bedoeld heeft, dan ben ik erg enthousiast over de toekomst. Maar als we de richtlijnen eng gaan interpreteren en als elke instantie voor zijn eigen belangen blijft strijden, dan zullen we er moeilijk geraken.”

Welke richting gaat het uit?

Loeckx: “Ik zie een tweespalt tussen coöperatieve, lokale denkers en grootschalige, economische denkers. Dat is logisch: elke drukkingsgroep probeert het beleid in zijn richting te sturen. Maar het is tegelijkertijd onnodig: er is nood aan zowel coöperatief als grootschalig denken. Wij proberen de kloof tussen die twee visies te verkleinen. Dat zal een aantal gemeenschappelijke projecten vergen, die bewijzen dat de twee visies ook hand in hand kunnen gaan.”

“Lokaal en grootschalig denken kunnen perfect hand in hand gaan.”

We stevenen dus af op een systeem van lokale energiegemeenschappen. Welke rol zal de distributienetbeheerder daarin spelen?

Loeckx: “De distributienetbeheerder is nog op zoek naar een nieuwe positie. Logisch, want in een energienetwerk zijn er verschillende taken: dat gaat van het aanleggen en onderhouden van het netwerk tot de meterstanden en facturatie. In een aantal van die aspecten is Fluvius bijzonder sterk. Maar proefprojecten zullen moeten uitwijzen wat de meest efficiënte invulling is van dat takenpakket.”

Stel: ik ben bedrijfsleider en wil zelf een Local Energy Community uitbouwen. Welke taken wil Fluvius nooit of te nimmer afgeven? Wat kan ik met andere woorden zeker niét zelf doen?

Loeckx: “Volgens mij zal Fluvius willen vasthouden aan twee zaken. Het energienetwerk is het eerste. Fluvius heeft in het verleden heel veel geïnvesteerd in de aanleg van het ondergronds kopernetwerk. Dat is een investering die terugbetaald moet worden. Daarnaast hecht Fluvius ook veel waarde aan haar maatschappelijke rol. Gemeenschappen die zich volledig van het net willen afsluiten, kunnen op flink wat tegenkanting rekenen. Als iedereen die het zich kan veroorloven, zich afsluit van het net, dan blijft Fluvius over met de minst kapitaalkrachtigen. De kosten van het net worden zo op een steeds kleinere groep verhaald, die bovendien niet over de nodige financiële middelen beschikt. Dat is een socialisering van de energiekost. En dat leidt tot energiearmoede.”

“Ik stel een gebrek aan durf vast in de politiek.”

Er komt veel kritiek op de hoge elektriciteitsprijs. Is het de bedoeling dat Local Energy Communities die prijs naar beneden halen?

Loeckx: “De reden dat onze factuur zo hoog is, is voor een deel te wijten aan zogenaamde ‘verborgen kosten’. Denk aan groenestroomcertificaten en openbare verlichting. Fluvius en de VREG vinden dat die kosten niet op onze factuur thuishoren.”

Men zou die kosten natuurlijk kunnen ontlopen door van het net af te gaan …

Loeckx: “Klopt, maar dat zou allesbehalve fair zijn. Dat is ook waar de VREG en Fluvius voor vrezen. Daarom willen ze nadenken over andere manieren om die ‘verborgen kosten’ te recupereren. Dat is een zware maatschappelijk en politieke discussie.”

Is dat geen gebrek aan toekomstvisie vanuit politieke hoek?

Loeckx: “Ik denk niet dat het een gebrek aan toekomstvisie is. Het is een gebrek aan durf. Kijk: bij elke verandering die je doorvoert, heb je winnaars en verliezers. Het zijn politici die deze, soms moeilijke, boodschap moeten brengen. Maar zij willen hun kiespubliek niet teleurstellen. Daarom duurt het soms heel erg lang voor vernieuwingen worden doorgevoerd – kijk maar naar de digitale meters.”

Europa geeft aan dat iedereen op elk moment uit een lokale energiegemeenschap moet kunnen stappen. Zet zo’n verplichte opt-out de haalbaarheid van die projecten niet zwaar onder druk?

Loeckx: “Niet als je ervoor zorgt dat iedereen zich blijft engageren. En dat doe je door kwaliteit te leveren. Onderling vertrouwen is enorm belangrijk. Alles begint bij goede afspraken en vertrouwen tussen de verschillende partners.”

En wat als een bedrijf toch beslist om er uit te stappen? Is het niet slimmer om met bindende contracten te werken, zoals in Nederland?

Loeckx: “Dat denk ik niet. Ik vraag mij oprecht af of zo’n contract het Europese recht zal doorstaan. Als het uitstappende bedrijf het recht op opt-out vermeldt, dan krijgt het wellicht gelijk van Europa. Nogmaals: onderling respect, begrip en vertrouwen is belangrijker dan een blaadje papier.

“Technologische evoluties zijn minstens even belangrijk als politieke besluiten.”

Zoals je aangeeft zijn politieke evoluties een belangrijke factor in de ontwikkeling van de huidige proefprojecten. Zijn er nog andere evoluties waar we rekening mee moeten houden?

Loeckx: “Naast de politiek heb je ook de technologie. Elke technologische vernieuwing heeft een impact op de uitbouw van lokale energiegemeenschappen. Op vlak van opslag van energie zijn nog grote doorbraken nodig. Gebeurt dat niet, dan blijft de uitbouw van om het even welke lokale energiegemeenschap een heikele zaak. Ook voor zonnepanelen voorspel ik nog grote evoluties. Hoe lichter we die kunnen maken, hoe meer daken er in aanmerking komen en hoe meer zonne-energie we lokaal kunnen opwekken.”

Niet alles hangt dus af van de politieke besluitvorming?

Loeckx: “De toekomst van lokale energiegemeenschappen hangt af van twee belangrijke factoren: de eerste is politieke besluitvorming, maar technologische evoluties zijn minstens even belangrijk”.