Local Energy Communities:
3 voordelen en 3 uitdagingen

De laatste tijd staat het klassieke, gecentraliseerde energiemodel, zoals we het nu kennen, onder druk. Sterker nog: een globale energietransitie dringt zich op. Waarom is die verandering nodig? En welke uitdagingen brengt die omschakeling met zich mee? Op een partneroverleg van Smart Energy Link schoven energieregulator VREG en distributienetbeheerder Fluvius mee aan tafel om te praten over de toekomst van ons elektriciteitssysteem.

Meer en meer leeft het idee dat energie beter op een decentrale manier geregeld kan worden, zoals in een lokale energiegemeenschap (Local Energy Community of LEC). In zo’n LEC wordt energie lokaal opgewekt en verdeeld. Het energieverbruik wordt gestuurd door het energieaanbod en niet langer door de energievraag.

Local Energy Communities: de wetgeving

De Europese regelgever wil lokale energiegemeenschappen mee mogelijk maken en werkte een wetgevingspakket uit: ‘Clean Energy for all Europeans’. Dit pakket bestaat uit acht verordeningen en richtlijnen. Deze verordeningen en richtlijnen hebben betrekking op nieuwe mechanismen voor energiebesparing, het gebruik van duurzame energie en de elektriciteitsmarkt.

Zo biedt het ‘Clean Energy for all Europeans’ mogelijkheden aan netgebruikers en netbeheerders om bij te dragen aan een flexibeler, decentraal, gedigitaliseerd en efficiënt energiesysteem.

Dit energiesysteem van de toekomst wordt geregeld binnen twee richtlijnen:

  1. Richtlijn hernieuwbare energie (renewable energy community, REC)
  2. Elektriciteitsrichtlijn (citizen energy community, CEC)

Europa stelt ook heel duidelijk wat het met dit wetgevingspakket wil bereiken:

  1. De energievoorziening verzekeren
  2. De interne energiemarkt uitbreiden
  3. De energie-efficiëntie verhogen
  4. De economie koolstofarm maken
  5. Onderzoek en ontwikkeling ondersteunen

Local Energy Communities: twee vormen

Energiegemeenschappen zijn een vorm van samenwerking tussen burgers, al dan niet met deelname van lokale overheden zoals gemeenten en kleine ondernemingen. De Richtlijnen introduceren twee vormen van energiegemeenschappen: de energiegemeenschap van burgers (CEC) en de hernieuwbare energiegemeenschappen (REC). Energiegemeenschappen van burgers worden geïntroduceerd in de Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2019/944) en hernieuwbare energiegemeenschappen in de Richtlijn Hernieuwbare Energie (Richtlijn 2018/2001).

Er zijn een aantal overeenkomsten tussen deze twee vormen van energiegemeenschappen. Zo zijn ze allebei:

  • een juridische entiteit. Welke rechtsvorm energiegemeenschappen precies krijgen, wordt overgelaten aan de lidstaten. Burgerinitiatieven die niet de vorm van een rechtspersoon hebben, kwalificeren zich dus niet als energiegemeenschap.
  • gebaseerd op vrijwillige en open deelname. Hiermee onderscheiden energiegemeenschappen zich van bepaalde andere gemeenschapsvormen zoals bepaalde publiek-private partnerschappen.
  • gericht op het bieden van milieu-, economische of sociale gemeenschapsvoordelen aan haar leden of aan de lokale gebieden waar ze actief zijn.

Er zijn ook een aantal verschillen. Het meest in het oog springende verschil is dat hernieuwbare energiegemeenschappen zich specifiek richten op het opwekken, gebruiken en verhandelen van hernieuwbare energie, terwijl energiegemeenschappen van burgers niet uitsluitend op hernieuwbare energie gericht hoeven te zijn. Daarnaast is er het zogenaamde ‘nabijheidsprincipe’ van hernieuwbare energiegemeenschappen. Zij moeten bestuurd worden door aandeelhouders of leden die zich in de buurt van het hernieuwbare energieproject bevinden. Het concept ‘nabijheid’ moet daarbij door lidstaten zelf nader worden gedefinieerd. Dit nabijheidsprincipe geldt niet voor energiegemeenschappen van burgers.

Verder is het faciliterend kader van de beide typen energiegemeenschappen verschillend. Lidstaten moeten voor energiegemeenschappen van burgers een gelijk speelveld garanderen zodat deze kunnen deelnemen aan de elektriciteitsmarkt. Zo moeten zij toegang kunnen krijgen tot transportnetwerken. Voor hernieuwbare energiegemeenschappen gaat het faciliterend kader een stap verder: de ontwikkeling van hernieuwbare energiegemeenschappen moet specifiek worden bevorderd. Zo moeten lidstaten rekening houden met hernieuwbare energiegemeenschappen bij het ontwerpen van hun nationale steunregelingen voor hernieuwbare energie. Ook verplicht de RED-II-Richtlijn (de herziene Richtlijn hernieuwbare energie) de lidstaten ertoe om te zorgen dat er instrumenten zijn om de toegang tot financiering en informatie voor hernieuwbare energiegemeenschappen te vergemakkelijken.

Local Energy Communities: de voordelen

Dat zo’n gedecentraliseerd systeem een aantal voordelen met zich meebrengt, daar zijn zowel de Vlaamse Energieregulator als distributienetbeheerder Fluvius het alvast over eens.

Dit zijn volgens hen de drie belangrijkste voordelen.

1. de energiemarkt democratiseert
Bedrijven en burgers staan zelf in voor het opwekken en verdelen van energie. Dat geeft hun een zekere mate van autonomie: ze zijn niet langer afhankelijk van hun energieleverancier, maar kunnen onderling energie uitwisselen. Alle verschillende partijen zijn tegelijk producent en consument.

2. de energiekost daalt
Lokale energieproductie en -consumptie kan een pak efficiënter georganiseerd worden dan nu het geval is. Wanneer we erin slagen om productie en consumptie op elkaar af te stemmen, kan dit ook een invloed hebben op de energieprijzen. Dit economisch argument is een belangrijke hefboom om ook de bedrijfswereld in te schakelen in de transformatie van het energiemodel in Vlaanderen. De verwachting is dat zo’n lokaal model een lagere energieprijs met zich meebrengt. Zowel Fluvius als de VREG merken op dat het momenteel nog onduidelijk is of en hoe die prijsdaling precies doorgevoerd zal worden.

3. de CO2-uitstoot daalt
Toch is een eventuele prijsdaling niet de belangrijkste drijfveer van de LEC’s. Omdat lokale energieconsumptie een pak efficiënter is, is het ook een belangrijke hefboom om de uitstoot van CO2 terug te dringen, iets waar Europa de komende jaren hard op wil inzetten.

Die efficiëntiestijgingen zijn voornamelijk te wijten aan de afstemming tussen energieproductie en -verbruik, iets waar het huidige energiemodel niet in slaagt. Daarnaast draait ons energiemodel al sinds de industriële revolutie op de verbranding van fossiele brandstoffen, met grote gevolgen voor de klimaatopwarming en andere schadelijke milieueffecten.

Fluvius en de VREG zijn ervan overtuigd dat LEC’s heel wat voordelen met zich meebrengen. Op dat vlak zitten ze op dezelfde lijn als Europa. Maar, merken ze op, de uitbouw van die lokale energiegemeenschappen brengt ook een aantal uitdagingen met zich mee.

Local Energy Communities: de uitdagingen

Een aanpassing naar een decentraal energiesysteem kan ingrijpende gevolgen hebben voor de distributienetbeheerder. Welke rol moet deze instantie in de toekomst op zich nemen? Hoe moet zij zich aanpassen aan een (deels) gedecentraliseerd energienetwerk? En welke gevolgen heeft deze nieuwe rol voor alle andere betrokken partijen?

1. de rol van de distributienetbeheerder

De distributienetbeheerder (Fluvius) is letterlijk de beheerder van het centrale elektriciteitsnet. Fluvius is in het huidige systeem verantwoordelijk voor de aanleg, de aansluiting, het onderhoud en het beheer van het net.

In een systeem met LEC’s is de rol van de distributienetbeheerder nog onduidelijk. Blijft de eindverantwoordelijkheid bij de distributienetbeheerder? Of komt het gedecentraliseerde netwerk onder de bevoegdheid van verschillende lokale entiteiten?

2. de historische investeringskost

Stel dat een LEC zich losrukt van het distributienet. Dan lijkt het logisch dat de distributienetkosten uit de energiefactuur verdwijnen. Energie wordt namelijk lokaal op het terrein geproduceerd en onmiddellijk verdeeld onder de deelnemers van het LEC.


Wat zijn distributienetkosten?

De distributienetkosten verschaffen de distributienetbeheerder de middelen om zijn verschillende taken adequaat uit te voeren. Onder de distributienetkosten vallen:

  • Vervoer van elektriciteit over het distributienet
  • Aanleg van nieuwe kabels en leidingen voor elektriciteitsdistributie
  • Onderhoud van de kabels en leidingen
  • Openbaredienstverplichtingen (o.a. toekenning van premies, openbare verlichting, plaatsen budgetmeters, …)

Maar, er bestaat ook zoiets als een ‘historische investeringskost’. Dit is de optelsom van alle investeringskosten die in het verleden gemaakt werden om klanten op het net aan te sluiten. Deze gemaakte kosten verdwijnen niet plots omdat we besluiten van energiesysteem veranderen, aldus Fluvius.

De VREG oppert wel om de energiefacturen op een andere manier te laten dalen. Volgens hem kan dit door oneigenlijke distributienetkosten (zoals de openbaredienstverplichtingen) niet langer in rekening te brengen. De helft van de distributienetkosten kunnen dan eventueel op een andere manier gefinancierd worden. Hoe dat er concreet moet uitzien, is nog onduidelijk.


Hoe ziet de elektriciteitsfactuur er vandaag uit?

De energiefactuur voor KMO’s in Vlaanderen bestaat uit drie componenten:

  • Taksen en heffingen
  • Netkosten
  • Energie

3. het gevaar voor een dubbele infrastructuur

Fluvius wil vermijden dat er een aparte infrastructuur moet gelegd worden om de LEC’s te verbinden met het publieke net. Deze uitdaging is nauw verwant met de verplichte opt-out in de Europese Regelgeving: een deelnemer aan een LEC moet altijd uit een LEC kunnen stappen. Dat wordt moeilijk als die deelnemer niet langer aangesloten is op de publieke infrastructuur.

Helaas ontbreekt er (voorlopig) nog een duidelijke regelgeving rond de uitbouw van nieuwe infrastructuur voor LEC’s en de ontbinding van de oude infrastructuur.

Local Energy Communities: de toekomst

Samenvattend kunnen we stellen dat de Local Energy Communities er sowieso komen. Ze zijn er zelfs al. Nu is het vooral zaak om de Europese richtlijnen zo snel mogelijk in een wetgevend kader te gieten.

Hoe dat wetgevend kader er precies uitziet? En hoe we bovenstaande uitdagingen moeten aanpakken? Dat is voorlopig nog niet duidelijk. Een CIRED (Congres International des Réseaux Electriques de Distribution)-workshop van o.a. Energyville, Eandis, Flux 50 en KBC brengt alvast vijf mogelijke scenario’s in kaart.

Het onderzoek gaat uit van vier functies binnen een LEC:

  • De bouw en het beheer van het infrastructuurnet
  • Monitoring
  • Management van het smart grid
  • Financiële verdeling onder de deelnemers

Afhankelijk van hoe deze verschillende functies binnen een Local Energy Community worden ingevuld, variëren de verschillende scenario’s van een zeer publiek tot een zeer privaat systeem.

Wanneer elke functie in handen zou vallen van de private vereniging die het smart grid ontwikkelt, spreken we van een volledige loskoppeling van het distributienet: een zeer privaat systeem. In die specifieke situatie hebben Fluvius en andere institutionele partners geen invloed meer op het smart grid. Het is zonneklaar dat de distributienetbeheerder hiermee niet akkoord zal gaan.

En nu?

Los van de mogelijke scenario’s waar we op af stevenen, blijven er nog een aantal vragen onbeantwoord:

  • Hoe kunnen we de Europese richtlijnen zo efficiënt mogelijk omzetten in nationale wetgeving?
  • Welke tariefstructuur zullen we in de toekomst hanteren?
  • Hoe waarborgen we de opt-out service, zodat elke deelnemer een LEC kan verlaten zonder daarom van het elektriciteitsnet afgesloten te worden?
  • Hoe zal de aandelenstructuur van een LEC eruit zien? Wie kan (mede-)eigenaar worden? En wie niet?

Stuk voor stuk vragen waarop de partners van SEL hopen snel een antwoord te vinden.

Heb je nog een vraag over de toekomst van Local Energy Communities? Stel ze hieronder in de comments.